Afschaffing tijdelijke huurovereenkomsten

Op 14 november heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel vaste huurovereenkomsten goed gekeurd, die is opgesteld door Kamerleden Nijboer (PvdA) en Grinwis (ChristenUnie) met als doel een betere bescherming van huurders. Het essentiële aspect van het wetsvoorstel is dat het in principe niet meer mogelijk is om tijdelijke huurovereenkomsten af te sluiten, zowel voor zelfstandige woonruimten als onzelfstandige woonruimten (kamers).

Wat betreft de inwerkingtreding en het overgangsrecht uitten leden van het CDA zorgen tijdens de behandeling in de Eerste Kamer. Na toelichting door de indieners en de minister, en een aanvullende brief van de minister, stemde ook het CDA in met de wet, wat resulteerde in een meerderheid in de senaat.

Met deze wet wordt de optie om woonruimte tijdelijk te verhuren zonder huurbescherming afgeschaft en worden huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd dus weer de norm.

De nieuwe wet zal naar verwachting op 1 juli 2024 in werking treden. Tot deze datum blijft het dus nog mogelijk om tijdelijke huurcontracten af te sluiten die van rechtswege eindigen, aangezien de wet niet van toepassing is op al lopende tijdelijke huurovereenkomsten.

Tijdelijke verhuur blijft mogelijk onder de volgende omstandigheden:

  • Als de verhuurder de intentie heeft de woning zelf weer te gaan bewonen en dit ook nadrukkelijk in de huurovereenkomst is opgenomen (diplomatenclausule);
  • Doelgroepencontracten, op basis van specifieke categorieën voor dringend eigen gebruik, bijvoorbeeld voor jongeren, studenten, promovendi, ouderen en gehandicapten;
  • Verhuur van korte duur, zoals short-stay;
  • Verhuur op basis van de Leegstandwet;
  • Tijdelijk verhuur aan nader te bepalen categorieën personen, zoals:
  1. Studenten die tijdelijk in Nederland wonen
  2. Huurders die vanwege onderhoud of renovatie tijdelijk hun eigen woonruimte moeten verlaten
  3. Huurders die afkomstig zijn uit maatschappelijke opvang of huurders in een sociale noodsituatie met een aantoonbaar urgente huisvestingsbehoefte.
  4. Huurders met wie de toegelaten instelling een tweede of laatste kans-huurovereenkomst aangaat of huurders met wie een tijdelijke huurovereenkomst gecombineerd met begeleiding wordt afgesloten.
  5. Huurders van wie hun overleden bloedverwant in opgaande lijn in de eerste graad of hun voogd, een woongelegenheid van de toegelaten instelling huurde en die op het tijdstip van dat overlijden hun hoofdverblijf in die woongelegenheid hadden.

Benieuwd naar de verhuurwaarde van je woning?

Bereken via ons gratis je verhuurprijs!

Doe de gratis aanvraag